Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als zij nu [1]dit alles voleind hadden, togen alle Israelieten, die er gevonden werden, uit, tot de steden van Juda, en braken de [2]opgerichte beelden, en hieuwen [3]de bossen af, en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook [4]in Efraim en Manasse, [5]totdat zij alles te niet gemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen Israels weder, een ieder tot zijn bezitting in hun steden. 1. Te weten, hetgeen de onderhouding van het hoge paasfeest aanging, in hfdst.20: beschreven. 2. Zie Lev.26:1. 3. Zie van de bossen en hoogten ter ere en ten dienste der afgoden gemaakt, Lev.26:30. 4. Te weten, in de steden, welke die van Juda het koninkrijk Israels afgenomen hadden. Zie boven, hfdst.13 vs.19, en hfdst.15 vs.8. 5. Anders, totdat zij voleind hadden.